1. Bij gebruik ter plaatse moet de oliefiltermachine zich zo dicht mogelijk bij de transformator of olietank bevinden, de olieaanzuigleiding mag niet te lang zijn en de weerstand van de pijpleiding moet zo ver mogelijk worden verminderd.
2.
(oliefiltermachine)De aansluitleidingen (inclusief olietank) dienen vooraf grondig te worden gereinigd en goed te zijn afgedicht.
3.
(oliefiltermachine)Volg strikt de bedieningsprocedures. Bij het starten van het oliefilter kan de olie alleen worden hergebruikt nadat de vacuümpomp, oliepomp en verwarming normaal werken en zorgen voor een goede interne circulatie.
4. De gezuiverde olie bevat veel mechanische onzuiverheden en vrij water. Het water en de onzuiverheden op de bodem moeten vooraf worden verwijderd en vervolgens volledig worden gefilterd door andere filterapparatuur (zoals centrifugaaloliefilter en drukoliefilter) om te voldoen aan de norm voor ruwe olie die vereist is door het vacuümoliefilter, om de levensduur van het oliefilter.
5.
(oliefiltermachine)Tijdens bedrijf moet de werkconditie van het oliefilter (zoals vacuüm, stroom, temperatuur, enz.) strikt worden gecontroleerd en moet de kwaliteit van de olie voor en na de behandeling (doorslagspanning, enz.) regelmatig worden gedetecteerd om de zuiverende werking van het oliefilter.
6. Tijdens winterbedrijf moeten thermische isolatiemaatregelen worden genomen voor pijpleidingen, vacuümtanks en andere componenten. Bij het filteren van olie in het onderstation moeten tegelijkertijd de relevante bepalingen in de veiligheidsarbeidsvoorschriften van de energie-industrie, uitgegeven door de energie-industrie, in acht worden genomen.